Osnova sekce

    • 1. Lees de primaire bronnen: Fabriekskinderen en de gedichten van Nicolaas Beets.

      2. Lees de artikel van Marita Mathijsen. Besteed daarbij vooral aandacht aan de receptie van Fabriekskinderen in de kritiek. Met welke argumenten ondersteunen de critici hun beoordeling van Fabriekskinderen? Wat was toen de functie van literatuur?

      3. Door middel van het lezen van deze bronnen wil ik jullie aan het denken zetten over twee belangrijke literaire termen: autonomie en engagement. De termen worden in het artikel van Mathijsen niet gebruikt maar er wordt naar hen wel verwezen in de volgende zinnen: „Wie zich oriënteert op de functie van literatuur in deze jaren weet dat de moraal van het verhaal (engagement) belangrijker gevonden werd dan de esthetica (autonomie) van het verhaal.“

      „Literatuur is in de negentiende eeuw geen vrijblijvend tijdverdrijf is, geen opsluiting in een ivoren toren, geen individueel murmelen of verlustiging in de eigen geest.“ (autonomie)

      „De schrijvers droegen bij aan het sociale debat, in brochures, in de literatuur zelf, en in daden.“ (engagement)

      4. Schrijf 600 woorden over literaire autonomie (welke literaire procedés zien wij?) en engagement (waarin komt de schrijver op voor een moreel/maatschappelijk doel?) aan de hand van de gedichten van Beets en Fabriekskinderen. Welke literaire vorm lijkt je meer geschikt voor het schrijven van literatuur met een buitenliteraire doel (geëngageerde literatuur). Waarom?